Het begin

Een cricketwedstrijd wordt gespeeld tussen twee elftallen, waarvan het ene eerst gaat slaan (batten) en het andere het veld ingaat (fielden). Het speelveld is afgebakend door een lijn, de boundary. In het midden van het veld ligt  de speelstrook (pitch), die meestal bestaat uit een kokosmat of een stuk kunstgras op een verharde onderlaag van gravel of asfalt. De pitch is ruim twintig meter lang en twee meter breed. Aan de uiteinden van deze strook staan de wickets: twee hekwerkjes die bestaan uit drie paaltjes  (stumps) met daarbovenop twee dwars latjes (bails).

Batten

De slagmannen (batsmen) moeten deze wickets verdedigen. De fieldende partij bestaat uit een werper (bowler) die probeert  de batsman uit te gooien door de bal met gestrekte arm op hem af te gooien om zo het  wicket te raken. Sommige bowlers gooien met snelheden van boven de 150 km/u. Achter het wicket staat de achtervanger (wicketkeeper), terwijl de overige negen veldspelers de ballen moeten tegenhouden.

De batsman probeert zo veel mogelijk punten (runs) te scoren door de bal het veld in te slaan en naar de overkant te rennen. Telkens als hij en zijn collega-batsman elkaar kruisen  en de overkant bereiken, scoren ze een run. Wanneer de batsman de bal over de grond in een keer over de boudary slaat, krijgt hij automatisch vier runs. Slaat hij hem in een keer door de lucht het veld uit, dan krijgt hij direct zes runs. Een batsman moet zijn beurt afstaan als hij door de fieldende partij is ‘uitgemaakt’.

De twee scheidsrechters (umpires) houden door middel van vastgestelde armgebaren contact met de scorers die langs de kant de stand bijhouden. Ook houden umpires de overs bij: een serie van zes ballen die een bowler achter elkaar op één wicket bowlt. Daarna neemt een teamgenoot het van de andere kant van hem over. In Nederland gaat een wedstrijd over ten hoogste vijftig overs in één slagbeurt (innings). Omdat een bowler maximaal tien overs mag bowlen, heeft een team dus meerder bowlers nodig. De partij die de meeste runs heeft gemaakt, wint de wedstrijd. Een volledige innings is gespeeld als de overs op zijn of als alle batsmen hun beurt hebben gehad en uit zijn (all out). Dit betekent dat er toch altijd iemand niet uit is (not out), omdat zodra de tiende batsman uit is er voor de elfde geen partner meer is.

Scoren

Voorbeeld van een uitslag van een wedstrijd: team 2 wint: het heeft twee overs voor het einde het totaal van team 1 gemaakt. Bovendien heeft het nog drie batsmen over. Wanneer een bowler drie wickets heeft genomen in tien overs waarin hij dertig run  tegen kreeg, bowlde bij 3 voor 30 in 10. (3/30/10).